De gemeenteraad heeft donderdag 25 oktober ingestemd met het verontdiepen van de kleiput. In de commissie Ruimte was al twee keer duidelijk geworden dat een meerderheid van de gemeenteraad instemde met het verondiepen van de kleiput aan de Driemarkweg. D66 en GroenLinks probeerden met een motie nog om de beslissing over de kleiput uit te stellen, maar alleen de beide partijen zelf stemden voor de motie.

Door Bernhard Harfsterkamp

Insprekers van de SP, de buurt van de kleiput en karpervissers deden nog een poging om de raad op andere gedachten te brengen, maar zij brachten geen nieuwe argumenten in die tot andere overwegingen leidden. De voorstanders stemden in omdat zij er van overtuigd zijn dat door de verondieping de natuurwaarden van de kleiput vergroot worden. Het gebrui6k daarvoor van licht vervuilde grond wordt acceptabel gevonden, omdat deze onder strikte voorwaarden wordt toegepast. De grond wordt eerst bemonsterd en als er te zware vervuiling in zit mag de grond niet gebruikt worden. Het waterschap, verantwoordelijk voor de kwaliteit van het water, controleert daarnaast ook nog of de grond aan de voorwaarden voldoet en monitort de waterkwaliteit. “Wij twijfelen niet aan de deskundigheid van het waterschap”, zei Wim Wassink (CDA). Hij ziet de bemonstering en de monitoring van de waterkwaliteit als een dubbele controle.

Verondieping begint snel
GroenLinks was tegen de verondieping omdat de kleiput in droge perioden nuttig kan zijn als waterbuffer en het water gebruikt kan worden voor besproeiing van landbouwgronden. D66 vond de unieke en intrinsieke waarde van de huidige kleiput zo groot, dat verandering onacceptabel is. Wethouder Wim Elferdink vertelde na afloop van de raadsvergadering dat de verondieping snel zal beginnen. Er werd al verteld dat dit afgelopen vrijdag zou gebeuren. “Bij wijze van spreken is dat zo, maar zo’n vaart zal het niet lopen”, zei de wethouder. “Er moeten eerst nog hekken geplaatst worden.” De gemeente mag twee keer gedurende een periode van drie weken grond in de put storten.

Foto: Bernhard Harfsterkamp