LEIDEN/WINTERSWIJK – Amateurpaleontoloog Herman Winkelhorst heeft een door hem ontdekt nieuw soort uitgestorven spitssnuitvisje geschonken aan natuurmuseum Naturalis in Leiden. Winkelhorst had de resten van het visje van zo’n 200 – 250 miljoen jaar oud opgegraven in de steengroeve van Winterswijk. Naturalis spreekt van een ‘belangrijke vondst’ die aantoont dat de toenmalige zee bij Winterswijk een kraamkamer voornieuw leven was.
Winkelhorst vond het fossiel in een los brok kalksteen dat hij thuis verder prepareerde. “Het was prachtig,” herinnert hij zich. “Dat dit hele dier onder je microscoop tevoorschijn komt.” Hij noemde het diertje Saurichthys dianneae naar zijn vrouw Dianne. Op 26 mei overhandigde Winkelhorst het fossiel aan collectiebeheerder Natasja den Ouden (rechts op de foto naast Winkelhorst) van Naturalis Biodiversity Center, waardoor het officieel onderdeel uitmaakt van de rijkscollectie.
Het is bijzonder dat zowel de schedel als de rest van het lichaam an dit visje bewaard is gebleven. De lange vorm, vlakke bovenkaak en naar boven gerichte ogen duiden erop dat het beestje in de bovenste waterlagen leefde en waarschijnlijk kleine ongewervelden at.
In de dikke kalksteenlaag in Winterswijk worden veel fossielen uit het Trias (200- 250 miljoen jaar geleden) gevonden. Het toeval wil dat
Winkelhorst bovendien een kerkhof heeft gevonden met resten van een stuk of 30 jonge visjes van dezelfde soort. Dit duidt erop dat de zee die Winterswijk vroeger was, een soort kraamkamer voor jong leven kan zijn geweest, net als de huidige Waddenzee. Deze vondsten bevestigen de belangrijke positie van de groeve in Winterswijk als een rijke fossiele vindplaats waardoor we steeds meer weten over hoe de flora en fauna in ons land er honderden miljoenen jaren geleden uitzag.